De Bergense Van Reenenschool vangt alweer een jaar kinderen op die gevlucht zijn voor de oorlog in Oekraïne. Van de 129 leerlingen komen er 31 uit dat land. Volgens directeur Wijbe van der Meer (66) gaat het over het algemeen redelijk met ze. “Ze spelen veel met elkaar, maar pakken de taal minder snel op dan gehoopt.”
Op het schoolplein aan de rand van het Bergerbos wordt druk door een mix van nationaliteiten gespeeld en gevoetbald. Wijbe van der Meer kijkt er met plezier naar. “We zijn een kleine school, maar er rennen daar Somalische, Syrische, Oekraïense en Nederlandse kinderen door elkaar”, vertelt hij tegen mediapartner NH Nieuws.
Sinds maart vorig jaar is het aantal leerlingen flink gegroeid. “We begonnen met tien Oekraïense kinderen. Later in het jaar zijn er steeds weer nieuwe bij gekomen, maar ook een aantal weggegaan. Ze hebben het hier op school wel naar hun zin. Ja, het gaat over het algemeen redelijk goed met ze”, analyseert hij. Zelf had hij er wel rekening mee gehouden dat de jonge vluchtelingen langer dan een jaar zouden blijven. “Ik ben bang dat het zelfs meerdere jaren gaat duren voor het zover is dat de kinderen terug kunnen gaan. Gelukkig wonen ze hier in Bergen niet in een ‘azc-setting’ of zoiets, maar veelal in vakantiewoningen, bij mensen in pension of in hotels.”
De Nederlandse taal is nog wel een ding. “Ze pakken het niet snel op. Ze blijven toch met hun voeten in Oekraïne, willen heel graag terug en voelen dan niet de noodzaak om Nederlands te leren. Terwijl ze dat voor het voorgezet onderwijs straks wel nodig hebben.”
“Een aantal van hen in de bovenbouw realiseert zich nu wel: we moeten echt aan de bak, want de middelbare school komt er aan. Ze zouden dan eigenlijk naar een Internationale Schakelklas moeten, maar daar zijn de wachtlijsten enorm. Daar komen ze niet tussen.”
De meeste kunnen wel terecht op de Bergense vrije school, de Adriaan Roland Holstschool. Daar heeft al een aantal oudere Oekraïense kinderen een plek gevonden. “Zij hebben dus al ervaring, Deze week hebben we met ze over gesproken over de toelating na de zomer en zij denken dit wel goed te kunnen oplossen.”
Terugkijkend op het afgelopen jaar is Van der Meer trots op wat zijn leerkrachten voor elkaar gebokst hebben. “Je staat zomaar opeens met dertig nieuwe kinderen, die ook nog eens niet de taal spreken, waar je een plekje voor moet zien te vinden. Dat is allemaal goed gegaan.”
“Ik ben heel blij dat we dat met elkaar gedaan hebben, al heeft het wel veel gevraagd van de leerkrachten. Die moesten zich op een heel andere manier met kinderen bezighouden dan ze gewend waren: het gaat over oorlog, kinderen met een trauma, kinderen die veel meegemaakt hebben.”
En met de oorlog worden de kinderen en leraren dagelijks geconfronteerd. “Al was het alleen al door het Jeugdjournaal. Dan voeren we gesprekken met ze over hoe het nu is. Dat was zeker in het begin moeilijk, maar nu hebben we een Oekraïense moeder die goed Engels spreekt in dienst kunnen nemen. Zij helpt ons met de vertaling van vooral ook de gevoelens van die kinderen, want praten daarover is heel lastig.”
Dat het vrijdag precies een jaar geleden is dat de oorlog begon, laten ze bij de Van Reenenschool aan zich voorbijgaan. “We besteden daar met opzet geen aandacht aan. We zijn blij dat de kinderen tot rust komen, hier een veilige plek hebben en dat willen we graag zo houden.”