Als tiener werd Cees Morsch uit Heiloo vier jaar lang misbruikt door een broeder van de Sint-Willibrordusstichting. Zestig jaar lang wilde hij er niet over praten totdat hij het genoeg vond. Hij schreef zijn verhaal op in het boek ‘Misbruikt’. Mediapartner NH Nieuws ging met Cees terug naar de plek waar hij seksueel misbruikt werd.
Kippenvel over zijn hele lijf. Dat voelt Cees Morsch als hij praat over de ellende die hij als tienjarige jongen meemaakte bij de Willibrordusstichting. “Het is een automatische reactie, het is te ingrijpend geweest. Na zestig jaar komt die emotie nog steeds boven. Ik kan er niks aan doen. Het zit ontzettend diep.”
We zijn terug op de plek waar Cees vroeger kind aan huis was, de Willibrordusstichting in Heiloo. De broeders van Onze-Lieve Vrouw van Lourdes zwaaiden de scepter over de psychiatrische inrichting. “Mijn vader werkte hier als kleermaker en ook mijn ooms werkten hier bij de stichting. We kwamen hier dus ook weleens om te zwemmen of voetbal te kijken.”
Het was dan ook niet gek dat broeder Arimathea, die als fotograaf bij de stichting werkte, ook weleens bij het gezin langskwam om foto’s van de kinderen te maken. “Toen ik een jaar of tien was vroeg hij of ik het niet leuk vond om eens te kijken hoe foto’s ontwikkeld werden. Dat vond ik heel leuk. Hij nam me mee naar de donkere kamer en daar is het allemaal begonnen.”
Het begon volgens Cees nog onschuldig met een aai over de bol en de vraag of hij niet even op schoot wilde komen zitten om het fotoalbum beter te bekijken. “In het begin had ik niet veel door maar het ging van kwaad tot erger. Je wordt er spelenderwijs ingeluisd. Je durft geen nee te zeggen tegen zo’n broeder.”
Het misbruik duurde uiteindelijk ruim vier jaar. Het stopte toen broeder Arimathea, in het bijzijn van Cees een hartstilstand kreeg. “Hij stierf tijdens het masturberen, letterlijk op een hoogtepunt”, vertelt Cees terwijl hij een foto laat zien van zijn grafsteen. “Ik ben de gang op gerend en de andere broeders zagen meteen wat er aan de hand was. Hij lag daar met z’n piemel uit de pij.”
Tientallen jaren droeg Cees het geheim met zich mee. “Ik kon het niet vertellen, mijn vader was zeker voor me opgekomen maar was wel zijn baan kwijtgeraakt.” Ook later heeft hij het zijn ouders nooit verteld. “Nu belangrijke betrokkenen, waaronder mijn ouders, niet meer in leven zijn, vond ik het tijd om mijn verhaal te vertellen.”
In zijn strijd om erkenning is hij nog weleens naar België gereisd om zich te melden bij de orde die destijds de Willibrordusstichting had opgericht. Hij kwam daar in een zaaltje waar andere slachtoffers zaten te huilen. “Ze boden toen vijfduizend euro aan schadevergoeding. Een aalmoes, lachwekkend gewoon. Ik wilde er niks van weten. Toen vroegen ze hoeveel ik dan wilde hebben, totaal geen empathie voor al het leed dat mij is aangedaan.”
Jarenlang leed Cees zowel geestelijk als fysiek onder het misbruik dat hij als kind meemaakte. “Het voelt als een bevrijding. Ik heb altijd problemen met seksualiteit gehad en met mijn lichaam. Toen ik begonnen ben met schrijven is dat over gegaan. Het schrijven van het boek heeft ook veel opgelost. Ik ben er een ander mens door geworden.”