Hoofdverdachten kunstroof blijven achter tralies

De vier archeologische kunstschatten uit Roemenië die op 25 januari uit het Drents Museum zijn gestolen, zijn volgens het Openbaar Ministerie in een sporttas vervoerd. In de tas zijn zogenoemde microsporen van goud gevonden, zei de officier van justitie woensdag in de rechtbank in Assen.

De lege sporttas is samen met weggegooide kleding al een dag na de kunstroof gevonden in een container aan de Pelikaanstraat in Assen, langs de vluchtroute naar Rolde. Een bewoonster vond in de container ook een plastic tas en kleding die leek op de kleding van de verdachten.

 

In de kleding zaten glassplinters die volgens het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn uit de opgeblazen toegangsdeur van het museum en de kapotgeslagen vitrines.

De gestolen objecten waren onderdeel van de tentoonstelling Dacia – Rijk van goud en zilver. Het gaat om de beroemde gouden helm van Cotofenesti en drie gouden armbanden. Het museum had de historische stukken in bruikleen van het Nationaal Historisch Museum in Boekarest. De buit is nog altijd zoek.

Het OM meldde op de tweede inleidende zitting dat in de expositieruimte in het museum een breekijzer is gevonden met daarop DNA van verdachte Jan B. (20) uit Heerhugowaard. Hij is op 23 april opgepakt en zou twee dagen voor de kunstroof een moker en voorhamer bij een bouwmarkt hebben gekocht.

De andere twee verdachten zijn Douglas Chesley W. (36) en Bernhard Z. (35). Allen beroepen zich op hun zwijgrecht. Z. was niet aanwezig in de rechtbank. B. kwam in de rechtbank oog in oog te staan met W., die hij voorafgaand aan zijn arrestatie in een gesprek met undercoveragenten „het brein” van de roof heeft genoemd. Ze zouden „als team” hebben geopereerd en hij zou hebben gezegd dat de buit er nog is.

W. zei in een volle zittingszaal onschuldig te zijn en dat hij moeite had om in de buurt van B. te zitten. „Omdat hij over mij gepraat heeft. Ik zou hem het liefst een paar tikken geven”, zei W. Aan het einde van de zitting vroeg de rechtbankvoorzitter nog aan B. of hij zich door W. bedreigd voelt, maar B. bleef zwijgen.

De advocaat van W. deed een poging om zijn cliënt op vrije voeten te krijgen. Dat verzoek wees de rechtbank af. Daarvoor zijn de verdenkingen en de impact van het misdrijf te groot, legde de rechter uit. „De diefstal van kunstschatten is van een andere orde dan een plofkraak bij een juwelier.”

De volgende zitting is op 16 oktober, dan bespreekt de rechtbank de onderzoekswensen van de advocaten.