Een 18-jarige jongen uit Alkmaar en zijn 17-jarige handlanger uit Bovenkarspel zijn vanwege fabricage en verkoop van ongeveer 75 vuurwapens veroordeeld tot jeugddetentie en een aantal extra maatregelen, maar ze hoeven niet meer terug de cel in. De destijds 17-jarige Alkmaarder is ook veroordeeld voor scooterdiefstal. Zijn 46-jarige vader kreeg een taakstraf en voorwaardelijke celstraf voor medeplichtigheid aan de wapenhandel.
De twee jongens bestelden tussen 27 februari en 19 oktober 2019 alarmpistolen en bijbehorende munitie in Tsjechië en bouwden deze om tot echte vuurwapens voor verkoop. De vader van de Alkmaarder had daarvoor zijn garagebox beschikbaar gesteld, een kolomboor en een werkbank gekocht. Ook had hij eens een klant aangedragen, maar naar eigen zeggen was ging dat over hasj. Zijn zoon verkocht dat ook.
De verdachten mochten de rechtszaak deels in vrijheid afwachten, in de verwachting dat ze niet weer in de fout zouden gaan, maar van 6 februari tot en met 26 augustus 2020 maakte de Alkmaarse tiener zich opnieuw schuldig aan fabricage en verhandeling van vuurwapens. Om buiten beeld te bleven liet hij de overdacht telkens aan bekenden.
De nu meerderjarige Alkmaarder is veroordeeld tot 300 dagen jeugddetentie, waarvan 222 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Verder krijgt hij een ‘gedragsbeïnvloedende’ maatregel (GBM) voor negen maanden en moet zich aan een groot aantal voorwaarden houden. Zijn handlanger kreeg 281 dagen jeugddetentie, waarvan 240 voorwaardelijk met twee jaar proeftijd en reclassering. Bovendien is hun criminele winst van 12.000 en 10.000 euro opgeëist. Een uitzonderlijke maatregel voor minderjarigen, “maar misdaad mag niet lonen, ongeacht leeftijd.”
De opgelegde celstraffen zijn gelijk aan het voorarrest van de jongens. De rechtbank acht recidive kleiner met intensieve gedragsbehandeling dan voortzetting van jeugddetentie. De therapie was al gestart en verloopt volgens de rechtbank goed.
De vader kreeg 240 uur taakstraf en zes maanden voorwaardelijke celstraf met een proeftijd van twee jaar. Er was ook hier hoger geëist, maar de rechtbank achtte een kortere pleegperiode bewezen. Ook werd meegerekend dat hij een ‘complexe verstandhouding’ heeft met zijn zoon en in de beginfase nog probeerde aan de bel te trekken, maar geen grip op hem kreeg en hem ook niet wilde verraden. “Ik kon alleen toezicht houden. Ik had hem liever om me heen en was bang hem kwijt te raken. Ik ben geen crimineel, maar een hardwerkende man, met al 26 jaar een timmerbedrijf. Misschien heb ik wat laten schieten als vader. Ik heb hem altijd willen behoeden voor stommiteiten.”