“Ik ga sparen voor een schaap. Ik heb al tien euro”, zegt Bruno. De eerste stap in het zaaien van duurzaamheidsbewustzijn en liefde voor dieren lijkt te zijn gezet. Dinsdag diende het strakke groene gazon van Museum Kranenburgh in Bergen als graasplek voor twee schapen, die gebruikt werden als lesmateriaal. Leerlingen van de A. Roland Holstschool in Bergen zijn namelijk begonnen met de eerste les van de ‘wolmodule’. Die module maakt deel uit van het circulaire maakonderwijs-programma, een initiatief van de BUCH-gemeenten om milieubewustzijn te bevorderen.
Terwijl er buiten schapen rondlopen, is er binnen in elke hoek wel iets anders te zien: tafels met wol, blikken met natuurlijke verf en badjes om de wol in te wassen. Met behulp van uitleg van experts, van wat ze zelf zien en natuurlijk met behulp van hun handen leren de leerlingen stap voor stap hoe ze op een duurzame manier producten kunnen maken van wol. Dit is bijzonder belangrijk, legt Lonneke Metselaar uit, omdat de waarde van wol tegenwoordig niet meer wordt erkend. “In Nederland wordt wol eigenlijk als afval behandeld en verbrand, terwijl onze wollen truien uit Nieuw-Zeeland komen.”
Dit kan niet langer zo doorgaan, vindt ook initiatiefneemster Esther Keijser, die werkzaam is bij de gemeente. “Ik begon na te denken over manieren om ons restafval te verminderen. Toen bedachten we dat het leuk zou zijn om met kinderen aan de slag te gaan. Kinderen vormen de basis en door hen te bereiken, bereiken we ook een groot deel van de bevolking, omdat het ook meteen bij hun ouders komt. Bovendien leren we ze op jonge leeftijd al nadenken over wat we allemaal weggooien en wat we ermee kunnen doen. Het doel is dat de kinderen producten maken waar ze zelf ook iets aan hebben.”
Het is geen toeval dat de eerste les plaatsvindt in museum Kranenburgh. Momenteel staat het museum namelijk in het teken van wol, met de expositie ‘Guernica de la Ecología’ van Glaudy Jongstra. Met haar kunstwerken van wol maakt de kunstenares een statement tegen de bedreiging van de biodiversiteit en de neergang van verfplanten die het natuurlijk kleuren van wol mogelijk maken.
Net als de kunstenares maken de leerlingen producten van pure wol door deze op een duurzame manier te bewerken. In het begin is het even wennen. “Eww, ik ruik schaap!” roept een van de kinderen terwijl de groep de wol aan het wassen is. Sommigen trekken een vies gezicht, maar wanneer ze zien dat de gele kleur verandert in wit, hebben ze weer volle aandacht. “Je kunt wol op een natuurlijke manier verven met behulp van avocado- of uienschillen, kurkuma of bijvoorbeeld meekrap”, legt een medewerker van het museum uit. “Meekrap geeft rood en kurkuma geeft geel. Als je de wol eerst beitst, als het ware voorbereidt, blijft de kleur behouden. Dit biedt perspectief voor de textielindustrie”, voegt ze hieraan toe.
De les gaat verder en de kinderen leren van herder Marijke alles over schapen: waarom ze haar hebben, hoe ze kijken, waarom hun staart zo lang is, dat ze flexibele tenen hebben en dat ze niet voor je opzijgaan. Dat zien de beestjes liever andersom. Desondanks dat laatste zijn de kinderen onder de indruk van de les. “Vandaag heb ik geleerd hoe je schapenwol kamt en verft. Ja, het was heel leuk. Gewoon leuk om te doen eigenlijk. Normaal gesproken doen we rekenen, buitenspelen of lezen of zoiets”, zegt Bruno. Die aangeeft hard te gaan sparen voor een schaap.
De les eindigt bij het kunstwerk van Glaudy. “Wat zie je hier?” vraagt de rondleidster van het museum. “Ehm, een wolderij?” gokt één van de kinderen. “Nee, het is geen wolderij. Het is een wandkleed.” Met grote ogen kijken de kinderen naar het gigantische kunstwerk dat in het museum hangt en waarvan ze nu min of meer begrijpen hoe het is gemaakt. Het geeft een kleine impressie van wat de mogelijkheden zijn met het veelzijdige materiaal. Heel indrukwekkend, maar voor de module wol houden ze het toch maar bij pantoffels of een telefoonhoesje.