Scooterdief veroordeeld

Alkmaarder A.R. (20) werd aangehouden op een gestolen scooter, had een tas met inbrekersgereedschap bij zich en vluchtte de sloot in om aan de politie te ontkomen. Na zijn aanhouding had hij geen verklaring voor zijn gedrag en anderhalf jaar later, bij de rechter, nog steeds niet. Hij zat bij familie op Aruba, verklaarde zijn advocate.

R., inmiddels 21, verscheen dus niet zelf in Alkmaar om zich voor de rechter te verantwoorden. ,,Niet slim, nee’’, gaf advocate Post toe. ,,Dat ben ik met u eens.’’

De scooter, een zwarte Piaggio, bleek een half uur eerder gestolen te zijn bij het Jan Arentsz College aan de Mandenmakerstraat in Alkmaar. De politie hield R. aan, waarna hij zich volgens de rechter ’niet zonder slag of stoot’ moest laten arresteren. Zijn kleding bleek overeen te komen met de camerabeelden van de school. Bovendien had R. een tas bij zich met een hamer, een beitel, twee schroevendraaiers, handschoenen, een lifehammer en twee losse cilindersloten, waarvan een met een schroef erin; een bekende manier van diefstal. Zijn telefoon bleek een half uur eerder inderdaad in de buurt van de school te zijn geweest. Een ronde zaak, vond ook de rechter.

Dat leek hetzelfde te zijn met de beroving in een dag eerder in Bergen. Daar hadden twee jongemannen op een scooter aan de Beatrixlaan de groene handtas van een mevrouw uit het fietsmandje gegrist. Er zat een portemonnee met bankpasjes in, en een agenda. Daarin had het slachtoffer de naam van haar hotmailaccount en het bijbehorende wachtwoord geschreven. R. logde in op het account, veranderde het wachtwoord en gebruikte het mailadres voor contacten met Nike en de Triodos Bank. Uit gegevens van R.’s telefoon bleek dat hij op dat tijdstip inderdaad in de buurt van de Beatrixlaan was.

R.’s advocaat probeerde nog aannemelijk te maken dat het toestel ook van iemand anders kon zijn. Volgens R.’s medepleger was het toestel van zijn broer. Maar de politie had de telefoon uitgebreid onderzocht. ,,Het IMEI-nummer en bijvoorbeeld foto’s leidden naar mijnheer R.’’ De rechter twijfelde daar niet aan, maar merkte wel op dat de diefstal zelf wel door een ander kon zijn gepleegd, bijvoorbeeld R.’s mededader.

R. had echter al het een en ander op zijn kerfstok. Hij heeft nog een werkstraf van 240 uur staan, andere zaken lopen nog. ,,Hij heeft een fors strafblad voor zijn leeftijd’’, concludeerde de officier van justitie. Ze vond de tijd van werkstraffen voorbij en eiste 40 dagen voorwaardelijke celstraf. Volgens zijn advocaat had R. inmiddels zijn leven gebeterd; hij werkt als schoonmaker in een ziekenhuis en had inmiddels een relatie. Ze stelde een onvoorwaardelijke werkstraf voor. ,,Hij wil dit achter zich laten.’’

Kennelijk is R. toch bang voor herhaling. De rechter ging mee met de officier van justitie. Als R. binnen twee jaar nog eens in de fout gaat, moet hij 30 dagen de cel in, zo vonniste hij.