Ze wisten dat het jaren zou duren met al het papierwerk. En dus gingen de Pancrassers zelf maar aan de slag om de twintig slachtoffers te herdenken die werden doodgeschoten bij de spoorwegovergang in Sint Pancras. Onder leiding van burgemeester Jacob Kroonenburg werd het oorlogsmonument ontworpen en geplaatst.
We spreken Bram Kout. Een allesweter als het gaat om het oorlogsverleden van Sint Pancras en omgeving. In het verenigingsgebouw aan het Nobelhof kijkt hij om zich heen. “Ik heb al het een en ander voor je uitgezocht. Want het is nogal een verhaal.” Hij pakt een envelop vol foto’s en boekjes. De krasse tachtiger doet al jaren onderzoek naar het oorlogsverleden. “Maar je moet ook Abe Brandsma en Siem Wognum benoemen in je artikel. Ik ben zelf pas 84 en heb het echt te danken aan mensen die de oorlog meer hebben meegemaakt. Ik mocht voortborduren op hun ervaring en onderzoek.” (tekst gaat verder onder de foto)
Ruim 79 jaar geleden, in 1945, werden twintig mannen doodgeschoten bij de spoorwegovergang aan de Bovenweg. Het was een wraakactie voor de aanslag op een spoorbruggetje. In de vroege ochtend van 15 april klinkt een daverende knal bij de overweg. “Aanvankelijk dachten ze dat er een bom was gevallen, maar dat bleek anders. Het was een aanslag om het transport van wapentuig naar Den Helder tegen te houden.”
Veel mensen gaan kijken bij het bruggetje. De angst voor represailles in het dorp is groot. “Je moet je voorstellen dat de dorpelingen heel bang waren. De Duitsers werden in de laatste maanden van de oorlog steeds agressiever.”
Twintig verzetsmensen werden uit gevangenissen in Amsterdam, Haarlem en Alkmaar opgehaald. Van een kermisexploitant uit Oosthuizen tot een Amsterdamse bedrijfsleider. Maar ook arts Joannes Pompe. In de jaren dertig promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam. Pompe specialiseerde zich in een aandoening die voorkomt een hartvergroting veroorzaakt bij kleine kinderen. In de literatuur bekend als de ziekte van Pompe. “Joannes gaf de aandoening een naam en zorgde ervoor dat de ziekte stabiliseerde.” Het geeft het monument een extra bijzondere lading.
Het kostte Historische Vereniging Sint-Pancras jaren aan onderzoek om van elk slachtoffer een foto te hebben.
Op die ‘zwarte zondag’ – 15 april 1945 – Komen rond 20:30 uur twee grote vrachtwagens aanrijden bij de plek des onheils. Eerst worden tien gevangenen opgesteld en doodgeschoten. Vervolgens wacht andere gevangenen hetzelfde lot. “Ze moesten vóór hun gevallen kameraden plaatsnemen, waarop het drama zich herhaalde.”
Het is na al die jaren nog een donkere bladzijde in de geschiedenis van Sint Pancras. Burgemeester Jacob Kroonenburg voelde dat toen al heel snel aan. “Er was zo’n vraag naar een monument, en dus is het er gekomen. Niet via het Rijk, maar als inwoners onderling is daarvoor gezorgd. Als dorpelingen, om dit niet meer te vergeten.” (tekst gaat verder onder de foto)
Anno 2024 wordt het snel stil in de klassen waar Kout lezingen geeft. Ondanks onderzoeken waaruit blijkt dat jongeren steeds minder weten over de Tweede Wereldoorlog, ziet de Pancrasser dat anders. “De kinderen zijn zo geïnteresseerd. Ze weten veel en willen vaak nog veel meer weten. Juffen en meesters zeggen dan ook geregeld dat ze de leerlingen nog nooit zo stil hebben gezien.”
De twintig slachtoffers vonden na de oorlog hun rust op erebegraafplaatsen in Bloemendaal, Utrecht en Loenen. Dat wat overblijft zijn graven met gedenkbordjes. “En natuurlijk ook de verhalen en dit monument”, vult Kout aan. Hij wijst naar het monument met daarop namen van slachtoffers. “Laten we dit alsjeblieft onthouden. Het kwaad is soms dichterbij dan je denkt. Door de verhalen te vertellen, weten we wat vrijheid betekent en dat oorlog veel meer is dan een spelletje.”