Alkmaar gaat onderzoek doen naar het slavernijverleden van stadsbestuurders uit die tijd, werd deze week duidelijk in de raadsvergadering. Toch zijn lang niet alle partijen het eens over het maken van excuses aan nazaten van tot slaaf gemaakten, want ‘wat heeft een Alkmaarder nu aan die excuses?’ vroeg bijvoorbeeld fractievoorzitter Victor Kloos (OPA) zich af. Op ongemeende verontschuldigingen zit de ‘zwarte gemeenschap’ in elk geval niet te wachten, reageert de Alkmaarse Henk Heilbron (69). “Niemand hoeft zich schuldig te voelen of op z’n knieën te gaan, maar excuses zijn zeker op z’n plaats.”
De gemeenteraad besloot maandagavond dat het koloniale verleden van Alkmaar en vooral de rol van Alkmaarse bestuurders moet worden onderzocht. Fractievoorzitter David Rubio Borrajo (PvdA) diende daar samen met GroenLinks en PvdD een motie voor in. Als het al tot een verontschuldiging komt, zou het gaan om excuses namens het bestuur van toen, niet namens nazaten van daders. Toch vinden CDA, SPA, VVD, OPA ‘sorry zeggen’ een stap te ver.
Ook wethouder Gijsbert van Iterson Scholten (PvdA) wil zich daar zonder onderzoek nog niet aan branden. ‘Anders zijn het lege excuses. We weten gewoon niet genoeg van dit onderwerp, het is onderbelicht’, zei hij tijdens de raadsvergadering.
De Alkmaarse Henk Heilbron (69) werd in 1953 als Nederlander geboren in het gekoloniseerde Suriname. De oma van zijn moeder werd vijf generaties terug tot slaaf gemaakt. Al met al is hij tevreden over het raadsbesluit. “Excuses maken voelt voor meerdere partijen als een stap te ver. Sommige raadsleden vragen zich af wat we eigenlijk hebben aan die excuses. Maar er wordt nu wel onderzocht welke rol Alkmaar speelde en dat is belangrijk. Ook staat de raad nu positief tegenover een grootse viering van Keti Koti.”
Ook Alkmaar was betrokken bij slavernij en mensenhandel. In 1745 werd aan de Commewijnerivier in Suriname plantage Alkmaar opgericht. Die zou uitgroeien tot een van de grootste suikerplantages in Suriname. Alkmaarse inwoners deden mee aan de veroveringen in Afrika, hun burgemeesters namen deel aan het bestuur van de West- en Oost-Indische Compagnie.
Tot 1814 werden meer dan 600.000 Afrikaanse vrouwen, mannen en kinderen verscheept door Nederlandse slavenhandelaren. Onder het gezag van de Verenigde Oost-Indische Compagnie werden in Azië tussen de 660.000 en ruim een miljoen mensen verhandeld.
Met erkenning van die erfschuld staan we volgens Henk pas aan het begin van de weg naar herstel. “Excuses zijn gepast gezien de belangrijke rol die Alkmaar speelde in ons slavernijverleden”, vertelt hij tegen mediapartner NH Nieuws. “Het gaat er niet om dat men verantwoordelijkheid neemt voor daden van vroeger. Maar dat het een verandering in de samenleving veroorzaakt.”
Het erkennen van de misdaden uit ons slavernijverleden is volgens Henk het erkennen van systematische ongelijkheid. “Mijn moeder mocht niet naar school, haar moeder ook niet. Nog vaak denk ik: hadden ze maar meer kansen gekregen. Ook in wijken als de Bijlmer zie je de gevolgen van slavernij nog steeds terug in de maatschappelijke ongelijkheid. Laat dit het startschot zijn die ongelijkheid uit de wereld te helpen.”