Het is een oude overtuiging onder vissers en andere zeelui: zwemmen moet je nooit leren, want als een schip vergaat geeft zwemmen valse hoop. Een sombere gedachte, die gelukkig al zeker twee eeuwen onjuist is. Want er is wél hoop en die hoop biedt de KNRM. De reddingmaatschappij zet zich sinds 11 november 1824 in voor iedereen die hulp nodig heeft op zee. Het jaar voorafgaand aan 11 november 2024 is om die reden een feestjaar. “Omringd door het verleden, op weg naar de toekomst.”
Streekstad Centraal dronk koffie met Henk Biesboer, in het ruime en lichte gebouw in Egmond aan Zee, dat de KNRM deelt met de Reddingsbrigade. Met, uiteraard, uitzicht op de zee. “Er zit een storm aan te komen”, merkt Biesboer op. We zijn er een dag vóór storm Pia, die Egmond aan Zee op de proef zou stellen. “Dat trekt altijd wel bekijks.” Op het duin staat een stelletje dat foto’s maakt van de witte koppen op de golven en van elkaar. Mooi, maar niet ongevaarlijk: de zee.
“Vroeger gingen dorpsbewoners zelf de zee op als er een schip in nood was”, vertelt Biesboer. “De overheid had een aantal reddingboten neergelegd langs de kust. Maar dat had weinig effect.” Na de stormachtige herfst van 1823 werd daarom in 1824 een onafhankelijke reddingmaatschappij opgericht, op de elfde van de elfde: “De Noord- en Zuid-Hollandse Reddingmaatschappij toen nog.” (tekst gaat door onder de foto)
De allereerste redding van deze onafhankelijke redders was op Tweede Kerstdag 1824, vanaf station Egmond aan Zee. De ‘Twee Gebroeders’ had hulp nodig. “Ze hebben toen dertien mensen van die Katwijkse boot gered”, vertelt Biesboer. “Dat was dus een succes. Ze zijn daarna doorgegaan met het open van nieuwe stations.” Inmiddels zijn er 45 stations, 70 reddingboten, 1.400 vrijwilligers en dat alles onder één organisatie: de KNRM.
Beneden in het KNRM-gebouw laat Biesboer de pakken van de redders zien. Zware, waterdichte pakken zijn het, met de laarzen eraan vast. Onder de namen van de ‘opstappers’, zoals de KNRM-bemanningsleden worden genoemd, ook die van Biesboer. “Dat is mijn zoon”, zegt de vader. “Zelf vaar ik niet mee met acties. Ik doe de PR. De fondsenwerving.” Want de KNRM moet het hebben van donaties. Soms uit erfenissen, de betrokkenheid die mensen bij de KNRM voelen is vaak groot. “Maar alleen langs de kust hoor. In Drenthe weten mensen vaak niet eens van ons bestaan”, zegt Biesboer nuchter.
Het gebouw in Egmond aan Zee deelt de KNRM als gezegd met de Reddingsbrigade. Hoewel ze vaak samenwerken, zijn de doelstellingen verschillend, legt Biesboer uit. “De Reddingsbrigade is er voor het strand en de eerste 500 meter de zee in. De KNRM is er voor reddingen op zee. Maar we hebben veel opstappers die van de Reddingsbrigade komen hoor. We werken goed samen.” Verder beheert de KNRM de vuurtoren van Egmond aan Zee. (tekst gaat door onder de foto)
De eerste reddingen werden met roeiboten uitgevoerd. Paarden trokken de schepen naar zee. In het gebouw herinneren foto’s nog aan die tijd, maar het materieel dat nu beneden staat is toch van een ander kaliber. “De KNRM is bezig alle 70 boten te vervangen voor 2030”, zegt Biesboer. “Ze moeten voldoen aan de laatste eisen.” Snel moeten ze zijn, en stevig. Maar de nieuwe boten zullen ook minder lawaai maken. “Die motor, die klinkt door in je helm”, weet Biesboer. “Bij langere acties is dat echt vervelend.”
Het geld komt van het hoofdkantoor in IJmuiden. “Het onderhoud is het duurste”, haalt Biesboer aan. “We doen dit zonder overheidssteun. En zonder bemoeienis, dat vooral.” De activiteiten in het jubileumjaar zullen de KNRM verder onder de aandacht brengen, dat levert mogelijk extra donaties op. Want alleen zo kan de KNRM mensen blijven redden, kosteloos, met professioneel opgeleide vrijwilligers. “En met het beste materiaal”, vult Biesboer nog aan. “Dankzij onze donateurs, onze redders aan de wal.” Dankzij hen is er altijd hoop, ook op zee.