De opstelling van de chalets voor Oekraïense vluchtelingen aan de Loodpolderweg in Alkmaar, is mogelijk brandgevaarlijk. En op de woonwagens is ook wel wat aan te merken. Ze staan te dicht op elkaar en hebben onveilige sloten. Volgens de gemeente Alkmaar is ingrijpen niet nodig: “Bouwinspecteurs hebben geen risico’s gezien die directe opvolging vragen.”
Toen na het uitbreken van de oorlog een nieuwe vluchtelingenstroom Noord-Holland bereikte, moesten gemeenten met een noodvaart zorgen voor tijdelijke opvang. In de gemeente Alkmaar hebben 618 Oekraïners onderdak gekregen. Aan de Loodpolderweg, op het terrein van voetbalclub Flamingo’s ’64, werden in juli 12 chalets geplaatst – waar sinds half september Oekraïense vluchtelingen wonen.
Het terrein naast het voetbalveld is eigendom van een particulier, die de gemeente Alkmaar aanbood het strookje grond als opvangplek te gebruiken. Voor het plaatsen van de tweedehands chalets was door de noodsituatie niet direct een Omgevingsvergunning nodig. Deze werd in de laatste week van augustus aangevraagd. Begin oktober kende de gemeente de vergunning toe.
Aan die toekenning hingen wel voorwaarden. Zo moet worden voldaan aan de veiligheidseisen uit het ‘bouwbesluit’ van 2012. Maar Arjan Gelder, van de politieke beweging Eerlijk en Recht, stelt dat daar geen sprake van is. Volgens hem is de opstelling van de chalets niet veilig, staan ze te dicht op elkaar en ontbreekt het op ‘tactische plekken’ aan brandblussers. Daarnaast kunnen de afgesloten chalets van binnenuit alleen met een sleutel open, en dat bemoeilijkt vluchten bij gevaar. De discussie over brandveiligheid van tijdelijke woningen is extra actueel na de hevige brand in de Amsterdamse Riekerhaven, waar 75 huizen tot de grond toe afbrandden.
Na vergeefse pogingen de gemeente hiervan te overtuigen, zocht Gelder contact met Alkmaar Centraal. Die deed vervolgens samen met mediapartner NH Nieuws onderzoek naar de zaak en probeerden daarbij hulp in te schakelen van onafhankelijke brand- en veiligheidsexperts. Maar geen van de benaderde partijen uit de regio wilde zijn vingers eraan branden. Een expert van Veiligheidsregio Kennemerland verwees terug naar Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en die verwees weer naar de gemeente Alkmaar. Daarop besloten we zelf maar een kijkje op het terrein te nemen.
De Oekraïense bewoners die we tijdens ons bezoek spreken, geven aan dat de brandveiligheid inderdaad nogal wat te wensen overlaat. Er hangen in de chalets bijvoorbeeld wel rookmelders, maar een brandblusser weet niemand aan te wijzen. Een van de bewoners denkt dat ze misschien in afgesloten elektrokasten hangen, maar geen van de bewoners zegt daar een sleutel van te hebben.
Tijdens onze inspectie komen we inderdaad tot de ontdekking dat de chalets (op één na) niet 4,5 meter van elkaar afstaan, zoals vereist in de Omgevingsvergunning. Als er dan brand uitbreekt zijn, volgens het bouwbesluit, naastliggende chalets met een tussenafstand van 4,5 meter in ieder geval dertig minuten beschermd tegen overslaand vuur. Maar in de meeste gevallen gaat het bij deze chalets om een tussenafstand van tussen de 3 en 4 meter. Met als uitschieter twee chalets die op iets meer dan een halve meter van elkaar afstaan.
Onder de bewoners is niemand te spreken over hun voordeursloten, die van binnenuit niet opengaan zonder sleutel. “Als er brand uitbreekt, hoop ik dat ik in alle rook m’n sleutel nog kan vinden”, reageert een bewoner in het Engels. Ook dat de kapotte schuifpui van zijn woonwagen niet op slot kan, zit hem niet lekker. “Iedereen kan zomaar in en uit lopen.” Als we de bewoners vervolgens waar ze bij een brand of andere ramp naartoe moeten vluchten, kijken ze elkaar vragend aan. Een van hen grapt dat hij dan maar in de naastgelegen sloot springt.
Hiermee geconfronteerd verklaart de gemeente dat bouwinspecteurs tijdens hun inspectie geen risico’s hebben vastgesteld. Verder geeft de gemeente aan geen persvragen te beantwoorden. “Er loopt op dit moment een pro formabezwaar over de afgegeven Omgevingsvergunning. Daarnaast zijn er schriftelijke vragen gesteld, die wij nog in behandeling hebben”, luidt het voorlopige antwoord. Maar de vraag die daarmee toch blijft smeulen: wie is er verantwoordelijk als het onverhoopt toch fout gaat?