In het Vredeskerkje van Bergen aan Zee klonken zondagmiddag andere klanken, andere talen Deze vijfde en laatste editie van ‘Reis door het Nederlands’ was gewijd aan de dialecten van Noord-Holland. En dus waren er optredens in het Volendams en het Westfries, maar ook in het ‘Derpers’ van Egmond aan Zee en zelfs in de oude taal van Bergen, die nu nauwelijks nog te horen is in het dorp.
Jasmijn Snoijink van de organisatie sprak in haar inleiding van ‘thuiskomen’. Waar in eerdere edities van Reis door het Nederlands exotische talen aan bod gekomen worden, die door immigratie een plek verworven hebben in het taallandschap van Nederland, en ook het Fries van dichter Tsead Bruinja, wiens bloemlezing van poëzie de aanleiding vormde voor het project, daar stond vandaag de taal van ‘kortbij’ centraal. Westfries, Egmonds: dat zijn talen van om de hoek. En ook het Volendams heeft veel vertrouwde kenmerken, al bleek de poëzie van Sijmen Tol nog niet zo eenvoudig om zomaar even te verstaan.
De aanwezigheid van Tol was wél bijzonder, want hij droeg hier gedichten voor uit de bundel ‘Léjveslied’, die nog verschijnen móet. “De bloemlezing van Tsead Bruinja gaf mij de stimulans om mijn gedichten in het Volendams uit te geven”, vertelde Tol. De bundel is tweetalig, dus wie ondertiteling nodig heeft kan die erbij pakken. Iets wat zondagmiddag bij Tols optreden niet kon: “Ik kijk even naar de woorden die u niet zal begrijpen”, zei de dichter voor hij begon. ”Ja, ‘zéjnesgeld’, dat is zondagsgeld, het zakgeld dat je zondags kreeg.” In zijn poëzie heeft Tol aandacht voor jeugdherinneringen in het Volendams, maar brengt hij bijvoorbeeld ook een ode aan het Nederlands – toch zijn tweede moedertaal. (tekst gaat door onder de foto)
Dat Nederlands bleef aanwezig op deze middag in Bergen aan Zee, want Nederlands was toch de taal die gesproken werd in de pauze, tijdens de paneldiscussie – dat gaat vanzelf. Alleen Engel Konijn uit Egmond aan Zee bleef vasthouden aan zijn dialect, dat natuurlijk ook maar enkele kilometers van Bergen aan Zee vandaan ‘tois’ is. “De opkomst valt me knap of,” zei hij tegen de aanwezigen, die met een kleine dertig waren en het Vredeskerkje dus niet bepaald vulden. “As ik dit lêge kerkie ziet… Mit de moed der wanôôp dan maar!”
Martine Meester dichtte en zong in het Westfries en dat was ook het dialect dat Bergenaar – “vroeger heette dat Berger” – Bob Kos op z’n eigen, Bergense manier spreken kon, zo liet hij horen. Maar tegenwoordig hoor je in Bergen toch vooral Nederlands en zelfs in Egmond aan Zee, waar Kos tegenwoordig woont en waar hij zich het Derpers vlot eigen maakte, staat het dialect onder druk. Jongeren spreken het ‘gien meer’ en gaan meer en meer op het Nederlands over. (tekst gaat door onder de foto)
Zonde, vinden de aanwezigen. Juist variatie is mooi en die werd in ‘Reis door het Nederlands’ zo gekoesterd, of dat nu oude of nieuwe taalvariatie betrof. Taalkundige Harrie Scholtmeijer beschreef de snelle opkomst van de standaardtaal ten koste van de dialecten als een ‘aardverschuiving’. Een aardverschuiving die in Bergen en Bergen aan Zee al is vertrokken en al langer ook in Alkmaar. In Egmond aan Zee is die verschuiving in volle gang en er is ook in Volendam het nodige van te merken, wist Tol te melden: “Jongeren spreken toch eerder een soort Nederlands met Volendamse klanken, áls ze al dialect spreken thuis. Maar de kermisliedjes, die zingen ze mee in echt Volendams.”
Dat laatste, dat zou de toekomst moeten zijn, als het aan Engel Konijn lag. “Grôôs op je strêêktaal moet je wêze”, hield hij zijn luisteraars voor. “Gien fnarsies! Leet Europa op taalgebied gien Einheitswurst worre.” En daarmee bewees hij zich als een echte Derper, voegde Kos toe, want die hebben aan ‘fnarsies’ een broertje dood. Maar in een Europa waar iedereen ‘tois’ of ‘tûs’ of ‘tuus’ moet kunnen komen verdient taalvariatie zeker een plek, vonden de aanwezigen: “Meertaligheid zit diep in ons DNA.”