De afgelopen weken waren strandvonders ineens in het nieuws, door spullen van bootvluchtelingen en aangespoelde pakketten drugs. Mooi dat er weer eens aandacht is voor zijn vak, vindt Willem de Rover uit Camperduin. Maar met z’n 78 jaar maakt hij zich toch ook weleens zorgen of er nog een nieuwe generatie klaarstaat die spullen en de verhalen erachter verzamelt.
In de voortuin van de breedgebouwde, vriendelijke Willem de Rover uit Camperduin prijkt het bord ‘tijd is niks, getij is alles’. Samen met Mart Gul uit Egmond is Willem de Rover door de commissaris van de Koning officieel aangesteld als hulpstrandvonder van gemeente Bergen. Namens de burgemeester – formeel de hoofdstrandvonder – doen deze mannen en hun personeel al het schoonmaak-, verzamel- en coördinerend werk op het strand, in weer en wind.
“De hulpstrandvonders zijn van grote waarde voor de gemeente”, zegt burgervader van de kustplaats Lars Voskuil tegen mediapartner NH. “Zij helpen ons de stranden schoon en veilig te houden en we zijn heel blij met hun inzet daarvoor.” Maar met het getij gaat toch ook echt wel de tijd voorbij. Willem – verantwoordelijk voor het strand tussen pakweg Schoorl tot Petten – gaat richting de tachtig. Aan de eettafel slaat hij één van zijn plakboeken open. “Van zo’n beetje alles wat ik vind, maak ik foto’s met m’n digitale camera.” Hij pakt zijn Lumix-modelletje ‘van 130 euro’ erbij. “Ik laat ze dan ontwikkelen. Met mijn mobiele telefoon doe ik niks hoor, met die Nokia kan ik alleen bellen.”
Sinds 1986 vindt Willem al allerlei aangespoelde spullen: een schroef van een mast van de gezonken Prince George, tientallen felgekleurde boeien, zeehondjes, piepjong, door vossen aangevreten, levend, dood, een granaat. Van oudsher waren strandvonders nodig, omdat het vergaan van de vele schepen langs de Noord-Hollandse kust ook jutters naar het strand trok. In de wet op de strandvonderij staat dat namens de burgemeester de hulpstrandvonder ‘de leiding heeft’ als iets aanspoelt, verantwoordelijk is voor de opslag en de zoektocht naar de rechtmatige eigenaar. Het fotoboek op tafel is het ‘inventaris’ van Willem. “Het mooie is: ik ben er altijd als er wat is. Of dan gaat mijn Nokia en ben ik er snel bij.” Als de wind van zee komt, gaat hij met het schemeren al met de pick-uptruck richting het strand. 20 tot 25 kilometer heen en dan weer terug. (tekst gaat door onder de foto)
De liefde voor het strand zat er vroeg in bij Willem. Hij kon er eigenlijk niet omheen. Om wat geld te verdienen verhuurden zijn ouders bijvoorbeeld het ouderlijk huis aan de Hogenolweg in Groet aan mensen uit Amsterdam. “Die waren rijk. En wij sliepen dan in het zomerhuis 25 meter verderop, vlak bij het strand. Dat was bijna helemaal gemaakt van strandhout.”
Als kleine jongen op school weet de Noord-Hollander nog dat hij en zijn vrienden werden opgeroepen om in ruil voor een zakcentje ‘coloradokevers’ van het strand te rapen. “Ze vraten aan de gewassen van boeren in de omgeving. De hele school liep ervoor leeg.” En ook toen er een toestel van KLM in 1954 voor de kust van Egmond aan Zee ‘uit elkaar was gespat’ kon er verdiend worden, aldus Willem. “De politie vroeg de schooljongens de brokstukken en onderdelen te verzamelen voor onderzoek. En van het geld konden we weer shag kopen.”
Na school is hij gaan varen. “Bij de KNSM. Ik was van alles: in het begin hutten schoonmaken, dek schrobben, verven. Niet stuurman of zo hoor. Ik kon niet zo goed leren, was meer met mijn handen aan de gang.” Door een staaldraad verliest hij in die tijd het topje van zijn rechter wijsvinger. Iets dat je bij veel zeelui ziet. Willem werkt nog een jaar op een booreiland en begint dan rond ’75 als ‘assistent’ van hulpstrandvonder Simon Gutker.
“Er spoelden toen weleens koeien en paarden aan van het dek van schepen. Ik kwam dan met een platte kar om die beesten op te halen. En zo ben ik erin gerold”, vertelt Willem. Hij gaat voor, twee trappen naar boven en opent het luik boven zijn hoofd. Een zolder vol gevonden schatten van over de hele wereld. De ene meer waard dan de ander. Hij noemt het zijn ‘museum’. “Soms kom ik hier een paar weken niet. En als ik er dan weer ben, denk ik: dit is toch wel apart.” (tekst gaat door onder de foto)
“Prachtig toch? Ik vind het uniek”, zegt zijn vrouw Tiny (73). Beneden aan tafel komt ze erbij zitten. 53 jaar geleden ontmoetten ze elkaar op het strand, een paar honderd meter lopen van hun huidige huis. Hij was toen badmeester bij een strandtent. Zij was uit Warmenhuizen met een vriendin te zonnebaden. “Ik zag hem en dacht: hij is van mij.”
Mee naar het strand gaat ze niet. “Maar de kinderen mochten weleens mee. Toch heb ik ook in het idee dat jongelui het niet meer doen. Naar het strand gaan. Die gaan naar school in Alkmaar, zitten achter de computer. En dan is het over.” Het werk als strandvonder ziet ze als een ‘uitstervend gebeuren’. Jammer. Vindt ze. En ze wijst naar de rugtas, op de laatste pagina van het laatste fotoboek van Willem. Het is een aangespoelde tas, vermoedelijk van een bootvluchteling die heeft geprobeerd op een rubberboot over te steken van Frankrijk naar Engeland. Iets dat Willem in 40 jaar niet eerder had meegemaakt. “Zo blijft het wel bewaard”, aldus Tiny. “Want er zit toch een verhaal achter. Achter alles zit een levensverhaal. En door mensen als Willem blijft het bewaard.” De tas ligt nu in het Juttersmuseum op Texel.
De gemeente Bergen laat weten pas op zoek te gaan naar een vervanger als Willem de Rover ermee stopt. Op dat moment gaat er, zoals bij elke functie binnen de gemeente, een vacature uit. Voor het geld hoeft zijn opvolger het niet te doen, aldus Willem. Alleen als er wat gebeurt, kan ‘ie uren schrijven. Een paar tientjes ongeveer. En kleedgeld krijgen de hulpstrandvonders ook nog, is ze recent toegezegd. “Ik kan mijn auto er een beetje van rijden, maar voor de rest: je moet het vooral mooi vinden.” Hij vindt het belangrijker dat hij – voor wat minder geld – met plezier naar z’n werk gaat. “Ze vragen weleens wanneer ik er mee uitschei. Maar ik stop ermee als het niet meer gaat. Net hoe ik me voel.”
Iets zuidelijk van het werkgebied van Willem de Rover spoelde in oktober 2022 een groene rubberboot vol spullen aan. Daarover heeft mediapartner NG de podcast ‘De Egmondse vluchtelingenboot’ gemaakt. Hulpstrandvonder Marco Snijders – medewerker van Mart Gul – vertelt in zes afleveringen ook over het reilen en zijlen van de strandvonderij. De eerste twee afleveringen zijn al te beluisteren. Dinsdag 31 oktober komt aflevering 3: De spullen.