Geen torenhoge boete voor de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo. Zij zouden het ICT-bedrijf Ca-Mijn onterecht van fraude hebben beschuldigd en daardoor het contract van miljoenen euro’s onrechtmatig hebben beëindigd. Het bedrijf eiste daarom een schadevergoeding. Maar de rechtbank in Haarlem vond dat het contract werd beëindigd vanwege tegenvallende resultaten, en dat de vermoedens van fraude pas later aan het licht werden gebracht.
ICT-bedrijven Ca-Mijn en Bounce2go kregen in 2019 de opdracht om de ICT-domeinen van de vier gemeenten samen te brengen en het aantal applicaties af te bouwen. Die plannen moesten er voor gaan zorgen dat er veel geld bespaard zou kunnen worden, maar het project genaamd ‘Rationalisatie’ pakte niet zo uit als gehoopt; Het duurde langer en de behaalde voordelen vielen tegen.
De BUCH bracht een bericht naar buiten dat er gefraudeerd zou zijn met declaraties. De opdracht werd beëindigd. Volgens Ca-Mijn gebeurde dit op onterechte gronden. Er werd door Ca-Mijn een rechtszaak aangespannen om de beschuldiging uit de wereld te helpen. Ca-Mijn zou naar eigen zeggen een beschadiging van reputatie en omzetschade hebben opgelopen door de beschuldiging van fraude en het mislopen van opbrengsten. Dus was ook een schadevergoeding op zijn plaats, vond Ca-Mijn.
Er is onderzoek gedaan naar de fraude waaruit bleek dat er voor ruim twee ton te veel gefactureerd was. Uiteindelijk leidde dat zelfs tot een rechtszaak. De BUCH deed aangifte van fraude en wilde bijna een half miljoen terugvorderen. De BUCH verloor de zaak en later ook het hoger beroep.
De rechtbank stelt nu dat in het bericht van de BUCH alleen gesproken wordt over het vermoeden van fraude en dat de naam van het bedrijf of het project niet genoemd worden. De vermoedens van fraude kwamen pas nadat de samenwerking tussen de partijen al was opgezegd. De reden voor het stopzetten van het contract vind de rechter om die reden ook anders dan Ca-Mijn beweert. Niet vanwege het vermoeden van fraude, maar omdat de opbrengsten van het project niet opwogen tegen de kosten, oordeelt de rechtbank.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat uit de correspondentie tussen beide partijen blijkt dat Ca-Mijn heeft ingestemd met de beëindiging van de overeenkomst. Aangezien de BUCH in berichten nooit de naam van het project of het bedrijf heeft genoemd kan de BUCH niet verantwoordelijk worden gehouden als zakelijke relaties van Ca-Mijn toch een verband met het bedrijf hebben gelegd.
De rechtbank wijst alle vorderingen van Ca-Mijn af en veroordeelt het bedrijf tot het betalen van de proceskosten van ruim 2.000 euro aan de BUCH. Ca-Mijn gaat geen verdere stappen ondernemen. “We zijn er wel klaar mee.”